Home - Oefenvragen - Reeks 3 - Meerkeuzevraag 144
Meerkeuzevraag 144
Reeks 3, vraag 144/150
Hoe moet een bestuurder van een voertuig zich gedragen ten aanzien van kinderen, bejaarden of personen met een handicap?
A. Een bestuurder van een voertuig moet vertragen en eventueel stoppen bij het naderen van kinderen, bejaarden of personen met een handicap.
B. Een bestuurder van een voertuig moet steeds 10 km/u minder rijden dan de maximum toegelaten snelheid bij het naderen van kinderen, bejaarden of personen met een handicap.
C. Een bestuurder van een voertuig mag maximum 30 km/uur rijden bij het naderen van kinderen, bejaarden of personen met een handicap.
<< Terug Meerkeuzevraag 143